In de wereld van non-verbale communicatie is er altijd wel iets dat onze aandacht trekt. Of het nu een glimlach is, een wenkbrauw die omhoog gaat of het aanspannen van de ogen, onze gezichtsuitdrukkingen en microbewegingen onthullen vaak meer dan we ons realiseren. Maar wat als we dit fenomeen nader onderzoeken, met een specifieke focus op kinderen tussen de 4 en 12 jaar? Welkom bij deze verkenning van de mysteries van non-verbale communicatie bij de jongste generatie.

Deze verkenning begon voor mij met een duidelijk doel voor ogen: de relatie tussen leeftijd en de frequentie van microbewegingen in het gezicht volgens de INSA-Methode onderzoeken. Ik heb een aantal onderzoeksvragen geformuleerd om de verbanden tussen kinderen en non-verbale communicatie te ontrafelen.

Onderzoeksvragen
1. Beschikken kinderen over dezelfde persoonlijke non-verbale repertoires als volwassenen?
2. Zijn er verschillen tussen de persoonlijke non-verbale repertoires van kinderen en volwassenen, en zo ja, welke?
3. Zijn er overeenkomsten tussen de persoonlijke non-verbale repertoires van kinderen die opgroeien in hetzelfde huishouden (broers/zussen), en zo ja, welke?

Om deze vragen te beantwoorden, moeten we eerst de INSA-Methode beter begrijpen. Deze methode, afgekort van “Instituut voor Non-Verbale Strategie Analyse“, is een krachtig instrument dat non-verbale communicatie onthult door microbewegingen in het gezicht te tellen en te analyseren. Dit is de sleutel tot het begrijpen van wat er onder de oppervlakte van onze gezichtsuitdrukkingen gebeurt, welke gedragstendensen we kunnen verwachten en welke interactiebehoefte te speekt. De frequetie van de verschillende microbewegingen leveren een zogenaamd PNR of Persoonlijk Non-verbaal Repertoire op. Dat is dus eigenlijk een blauwdruk van iemands persoonlijkheidskenmerken. De INSA-Methode is uniek in de wereld en ontwikkeld door Herman Ilgen.

Het onderzoek begon met de zorgvuldige selectie van kinderen tussen de 4 en 12 jaar oud. Vervolgens heb ik de microbewegingen in hun gezicht geobserveerd en geanalyseerd volgens de INSA-Methode. Dit omvatte het kijken naar subtiele bewegingen in de spieren van het gezicht, die soms lastig te onthullen zijn en waardoor ik gebruik heb gemaakt van videoopnamen. Uiteaard na toestemming van zowel de kinderen als de ouders.

Wat heb ik ontdekt? De resultaten tonen aan dat kinderen, ondanks hun leeftijd, over de zelfde set aan microbewegingen beschikken als volwassenen. Dit betekent dat dezelfde signalen die volwassenen uitzenden ook aanwezig zijn bij kinderen.

Interessant is dat er een lagere frequentie is van microbewegingen bij kinderen in vergelijking met volwassenen. Jongere kinderen laten over het algemeen een lagere frequentie zien dan oudere kinderen, wat suggereert dat dit met de jaren verder toeneemt.

En dan was er nog vraag drie: De broers en zussen. In mijn onderzoek heb ik gezien dat er zeker overeenkomsten zijn in het non-verbale repertoire tussen broers en zussen. Hoewel hier geen conclusies aan gekoppeld kunnen worden, roept het toch de vraag op of genetische factoren of sociale omgevingen rollen kunnen spelen in de vorming van het PNR.

Deze bevindingen hebben praktische implicaties, vooral op het gebied van onderwijs. Met de INSA-Methode kunnen leerkrachten getraind worden om de individuele behoeften en gedragstendensen van kinderen te herkennen en hierop te anticiperen. Dit draagt niet alleen bij aan een gezonde groepsdynamiek in de klas, maar helpt ook bij het voorkomen en oplossen van conflicten tussen kinderen.

Dit onderzoek biedt een boeiend inzicht in de wereld van non-verbale communicatie bij kinderen. Het roept interessante vragen op over de overdracht van non-verbale patronen binnen families, de invloed van sociale interacties en culturele invloeden, en de relatie tussen non-verbale communicatie en emotionele dynamiek.

Voor mij als onderzoeker is dit onderzoek een persoonlijke ontdekkingstocht geweest. Het begon met kennismaking en training in de INSA-Methode onder leiding van inspirerende mensen zoals An Gaiser, Paolo Diana, Herman Ilgen en Sara Makkenze-Mangold. Mijn enthousiasme voor deze methode groeide gestaag en leidde tot verdere specialisatie en verdieping.

Tijdens het onderzoek waren er momenten van twijfel, maar met toewijding en oefening werden deze omgezet in vertrouwen. Dit proces versterkte niet alleen het begrip van non-verbale communicatie, maar ook mijn eigen zelfbewustwording.

Dit onderzoek markeert het begin van een spannende nieuwe ontdekking van de wereld van non-verbale communicatie. Het roept prikkelende vragen op en biedt praktische toepassingen in het onderwijs en in de jeugdzorg. Maar bovenal opent het de deur naar verdere verkenningen en ontdekkingen in dit fascinerende domein.

In een wereld waar woorden vaak tekortschieten, spreken microbewegingen in het gezicht boekdelen.